Houten hand

Op 30 april 1863 schreef het Vreemdelingenlegioen in Mexico een bepalend hoofdstuk in zijn boek van eer, toen 62 legionairs in de Slag bij Camarón bijna 12 uur stand hielden tegen de opeenvolgende charges van meer dan tweeduizend Mexicaanse soldaten.

Zowat een jaar eerder had Casimir Laï zich onder een schuilnaam aangemeld bij het Legioen en had hij in het Algerijnse stadje Sidi-bel-Abbès de ijzeren discipline van het legioen aan den lijve ondervonden, samen met mannen die vanuit heel Europa waren gekomen op zoek naar avontuur en soms ook naar de kans om een crimineel verleden achter zich te laten. Deze soldaten, van wie er sommigen nauwelijks Frans spreken, staan er onder leiding van een eenarmige kapitein, Jean Danjou, bijgenaamd ‘Houten Hand’, die maar naar één ding verlangt: gaan vechten in Mexico, in plaats van samen met de Franse kolonisten Algerije op te bouwen. Kapitein Danjou probeert een heuse legionair te maken van de jongeman die opgroeide tussen vechtersbazen en geboefte. Maar onder de brandende zon, de slagen en ontberingen droomt Casimir er alleen maar van om te kunnen deserteren en op zoek te gaan naar Zélie, die hij uit het oog is verloren bij de ontscheping in Oran…